Oosterse versus westerse geneeskunde

In het westen zien we geneeskunde als een afzonderlijke discipline die niets gemeen heeft met bijvoorbeeld politiek, filosofie, kunst of cultuur. In tegenstelling daarmee vormen de theorieën van de oosterse geneeskunde juist een geheel met alle andere aspecten van het leven, die voortkomen uit het principe van Tao dat er aan ten grondslag ligt.

De Tao, meestal vertaald als de Weg, verklaart het ontstaan van het universum, de manier waarop de werkzame krachten in het universum op elkaar inspelen en hoe de mensen in harmonie met de natuur kunnen komen door zich aan de Tao te houden. De oude chinezen die een agrarische samenleving vormden, zagen de cycli en krachten in de natuur aan het werk en ontwikkelden een stelsel van overtuigingen en gedrag, dat een afspiegeling was van de processen die ze waarnamen in de natuur zelf. De meest bekende en gebruikte theorieën zijn die van Yin en Yang en van de Vijf Elementen.

Volgens de Tao bestaat het universum uit energie, chi (chinees) of ki (Japans) in verschillende stadia van trilling en manifestatie. Energie is te vinden in de kleinste deeltjes die de vorm en samenstelling van ons universum uitmaken. Deze deeltjes, de bouwstenen van alle vorm en materie, zijn zelf slechts energie die in trilling is. Deze aloude zienswijze wordt bevestigd door de huidige kwantumfysica.

Ki verwijst dus naar energie in de ruimste zin; ze is overal, in alles, zonder eind of begin, alles is ki en ki is alles. In Nederlands: alles is energie en energie is alles.

Het oude pictogram voor ki laat damp zien die opstijgt uit een kom met gekookte rijst; ki wordt dus geassocieerd met zowel voedsel als lucht, maar is eigenlijk geen van tweeën. Alles wat we ons kunnen voorstellen is niets dan ki, die zich in verschillende vorm manifesteert. Van de subtielste niveaus, ziel, gedachte, liefde en lucht, tot de dichtere en meer materiële stoffen zoals aarde, steen, metaal en levende wezens. Ki verandert in haar bestaan voortdurend en houdt toch nooit op te bestaan.

De basisprincipes van alle vormen van oosterse geneeskunde ontstonden in het oude China, waar het deel uitmaakte van de oude Chinese filosofie. De oosterse geneeskunde richt zich in eerste instantie op gezondheid; door die te bevorderen is er geen plaats meer voor ziekte.

Dit  is het belangrijkste verschil tussen oosterse en westerse geneeskunde!

Een uitgebreid gezondheidspakket  met acupunctuur, massage, voedingsadviezen, kruiden, moxa (het verbranden van bijvoet boven speciale punten), oefeningen en ademtechnieken vormde het basisprogramma van de Chinese geneeskunde. Met dit programma werd preventief gewerkt en werden lichte ziektegevallen behandeld.

Japan had een nauwe band met de Chinese cultuur en nam de Chinese acupunctuur en massagetechnieken over. Uit de eerste massagetechniek, anmo genaamd, volgde een nieuwe massagevorm: Shiatsu. Hierbij wordt door middel van druk via de handpalmen, duimen of voeten en door manipulatie, de meridianen behandeld. Acupressuur behandeld bepaalde punten op de meridianen, acupressuurpunten.

Beide vormen werken, net als acupunctuur, dus op het energetische stelsel van het lichaam. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het netwerk van meridianen. Dit netwerk van meridianen staat in verband met het functioneren van onze organen als wel met onze emotionele, psychische en spirituele harmonie.

Via de meridianen worden dus zowel de geest en de emoties als het fysieke lichaam van de ontvanger behandeld.