Massage van de acupressuurpunten van de handen

  1. het eerste drukpunt ligt in het midden van de polsplooi tegen de handpalm aan. Leg je wijsvinger op punt 1, draai je handpalm naar beneden en leg je duim op punt 2 op de handrug. Dit is precies tegenover punt 1. Houdt deze punten vast en druk stevig. 

Check je lichaam op eventuele gespannen plekken en voel of je dat kunt loslaten. Adem zacht en rustig door neus in en door je mond uit. Verminder dan langzaam de druk op deze twee punten. Voel wat er in je lichaam, in je hand en in je geest gebeurt.    

2. Leg nu je wijsvinger op punt 2 en je duim op punt 1 en druk stevig op beide plekken. Verminder dan weer de druk en voel wat er in je en met je gebeurt.   

3. Houd je duim op punt 1 en plaats je wijsvinger een vingerbreedte verder op punt 3.  

Let op: dit punt kan heel gevoelig zijn. Druk stevig met beide vingers en houd even  vast. Verminder dan weer langzaam de druk en voel wat er gebeurt.  

4. Houd je duim op punt 1. Verplaats je wijsvinger naar punt 4; dus richting de duim. Ook deze plek kan sterke gevoelens oproepen en wellicht pijnlijk zijn. Blijf daar even bij. Dan verminder je de druk weer langzaam.   

5. Draai je handpalm omhoog. Verplaats je duim naar punt 5. Plaats je wijsvinger op het tegenoverliggende punt 6 op de handrug.  Druk stevig op beide punten tegelijk. Laat geleidelijk de druk weer los.    

6. Zet je duim op punt 7 midden op de handpalm en je wijsvinger op het tegenoverliggende punt 8 op de handrug, tussen de beentjes van middel- en ringvinger. Druk eerst zacht op beide punten tegelijk, verhoog geleidelijk de druk en laat hem dan langzaam weer los.   

7. Plaats nu je duim op punt 9 boven aan de duimmuis. Je wijsvinger komt op punt 10.  Dus tegenoverliggend. Zacht drukken, druk opvoeren en weer langzaam los laten.   

8. Zet je duim nu op punt 11 midden op de duimmuis. Druk en wrijf met gevoel op deze plek. De druk mag best stevig zijn.    

9. Punten 12 tot en met 21 liggen naast en tegen over elkaar. Twee paar aan de zijkant van de hand en 3 paar tussen de knokkels. Behandel deze paarsgewijs waarbij je de duim op de handpalm zet en je wijsvinger op de handrug.